Naar start
Frans - Nederlands
Unité 26 Nederlands - Frans
INVULOEFENING
Vul de gaten in. Druk dan op "Antwoord controleren" om je antwoorden te controleren.
: komen, aankomen
(la
) : vóór (de les)
une
: een bal (klein)
un
, des bateaux : een schip, boot
des
: schepen, boten
en
: met de boot, met het schip
à
: tot binnenkort
une
: een kaart
: warm
avoir
: het warm hebben
: eerst, vooreerst
un
: een vinger
un
: een e-mail
: ten slotte, eindelijk
j'ai
(
) : ik heb (het warm) gehad
: koud
avoir
: het koud hebben
: winnen
j'ai
: ik heb gewonnen
: gisteren
une
: een been
(la balle) : met (de bal) spelen
aux
: kaartspelen
une
: een hand
: zwemmen
(l'après-midi) : (de namiddag) doorbrengen
une
: een wandeling
faire une
: een wandeling maken
: vervolgens, dan, daarna
: vertellen
: (arriver) tôt : vroeg (aankomen)
Antwoord controleren
OK
Naar start
Frans - Nederlands