Naar start
Frans - Nederlands
Unité 4 Nederlands - Frans
INVULOEFENING
Vul de gaten in. Druk dan op "Antwoord controleren" om je antwoorden te controleren.
: tof
un
: een vriend, kameraad
une
: een vriendin
est
. : Ze is tof.
C'est
. : Dat is mijn vader. Het is mijn vader.
une
: een gezin, familie
une
: een meisje
un
: een broer
un
: een jongen
est d'Arlon. : Hij is van Aarlen.
(
) : mijn (moeder)
une
: een mama
une
: een moeder
(
) : mijn (vader)
un
: een papa
un
: een vader
C'est
? : Wie is het? Wie is dit?
? : wie?
une
: een zus
(
) : jouw (zus), je (zus)
(
) : jouw (broer), je (broer)
ç
è
œ
Antwoord controleren
OK
Naar start
Frans - Nederlands