Unité 11 Nederlands - Frans

INVULOEFENING

Vul de gaten in. Druk dan op "Antwoord controleren" om je antwoorden te controleren.
amoureux, :
Il Cédric. : Hij heet Cédric.
, (m. mv.) : mooi
(Ria) : bij (Ria) thuis
une : een echtgenote, vrouw
, : lief, aardig
une : een grootmoeder
un : een grootvader
la (), l'(), : de (deur, kast)
le (), : de (jongen)
les (), les () : de (jongens, meisjes)
[Mlle] : juffrouw
un : een echtgenoot, man
(m.) : middag
à : op de middag, om 12 uur, 's middags
Il est . : Het is middag. Het is 12 uur
, (m. mv. ) : nieuw
des (m.) : ouders
une : een zin
() : zijn (moeder), haar (moeder)
() : zijn (vader), haar (vader)
: altijd, steeds
, : oud
(Julie) : daar is (Julie), daar heb je